Het was een koude, grijze ochtend eind januari 1995. De lucht voelde zwaar, alsof ze iets onheilspellends met zich meedroeg. Ik werkte destijds als schoonmaker in Zeist, bij het complex en winkelcentrum Vollenhove. Mijn taak die dag was het verwijderen van de kerstverlichting die nog aan de gevels hing, de laatste sporen van een feestperiode die voorbij was.
Met een ladder en gereedschap in mijn handen liep ik naar de volgende gevel, toen ik een doffe klap hoorde. Het geluid klonk vreemd, alsof het niet thuishoorde in de ruis van het winkelend publiek. Voor een paar seconden stond de tijd stil. Mijn hart sloeg sneller. Ik zette een paar stappen terug en keek om het hoekje.
Daar lag ze. Een jong meisje, blond haar dat vredig om haar gezicht viel, alsof ze sliep. Maar haar houding was onnatuurlijk, gebroken. Ze leek niet meer in verbinding met deze wereld. Rond haar heen begonnen mensen zich te verzamelen, de een in shock, de ander bijna wit van schrik. Sommigen hielden hun hand voor hun mond, ogen gevuld met tranen of ongeloof. Het duurde niet lang voordat ik begreep wat er was gebeurd.
Het meisje had zichzelf van het leven beroofd. Ze was nog zo jong, misschien zestien, misschien iets ouder. Achteraf hoorden we dat ze waarschijnlijk uit Altrecht was weggelopen, een plek voor mensen die worstelen met hun geest. Ze was een flat ingegaan, had de hoogste verdieping bereikt, en daar een beslissing genomen die alles zou veranderen.
Ik herinner me de chaos om me heen – de sirenes, het gefluister van omstanders, maar vooral de stilte die haar lichaam omringde. Alsof zelfs de wereld niet wist hoe hierop te reageren. En ik? Ik stond daar, machteloos, met alleen mijn ladder en mijn gereedschap, en een hart dat voelde alsof het brak voor iemand die ik niet eens kende.
Nu, dertig jaar later, voel ik nog steeds de koude grip van die ochtend als de herinnering me overvalt. Het beeld van haar vredige gezicht, de onnatuurlijke houding, de realiteit van haar wanhoop – het blijft bij me. Niet als een trauma, maar als een pijnlijke herinnering aan hoe onzichtbaar lijden soms kan zijn.
Veel mensen denken dat je het altijd kunt zien, dat iemand in nood duidelijk signalen afgeeft. Maar dat is niet zo. Er zijn momenten waarop zelfs de helderste glimlach een diep verdriet kan verbergen. Dit meisje, zo jong, stond waarschijnlijk op het randje, zonder dat iemand het echt wist. Haar verhaal is een tragische herinnering aan hoe belangrijk het is om echt naar elkaar te kijken, te luisteren, en zelfs in stilte te voelen wat woorden niet zeggen.
Soms vraag ik me af of iemand haar heeft geprobeerd te bereiken. Een woord, een aanraking, een blik die misschien verschil had gemaakt. En tegelijkertijd weet ik dat sommige gevechten zich volledig in de schaduw afspelen, ongrijpbaar voor de buitenwereld.
Dat moment, die klap, het meisje – ze zijn voor altijd een deel van mij. En hoewel ik haar nooit heb gekend, hoop ik dat ze ergens, waar ze nu ook mag zijn, eindelijk de vrede heeft gevonden die haar hier op aarde ontbrak.
Reactie plaatsen
Reacties